Het orgel
Het Van Dam-orgel in de Nieuwe Badkapel is in 1926 gebouwd en heeft door de jaren verschillende renovaties ondergaan. Op dit moment is een grondige renovatie van het orgel gaande. In bijna 100 jaar heeft het orgel in de Badkapel vier disposities (klik op de link voor meer informatie) gehad.
Bouw van het laatste Van Dam-orgel
Het orgel in de Nieuwe Badkapel werd gebouwd in 1926. Dat was 10 jaar na de voltooiing van de bouw van de kerk. De bouw van dit orgel was mogelijk na donaties van koningin-moeder Emma en koningin Wilhelmina, en van vele particulieren. Johan Wagenaar, een muzikale duizendpoot die enkele jaren eerder directeur van het Haagse Koninklijk Conservatorium was geworden, was namens de Nederlandsche Klokken- en Orgelraad adviseur.
De bouw werd gegund aan de firma P. van Dam uit Leeuwarden. Pieter van Dam was de laatste telg van een roemrijk geslacht van orgelbouwers die bekend stonden om hun degelijke en traditionele instrumenten. Helaas kwam het bedrijf kort voor de afronding van de bouw in betalingsmoeilijkheden, waarna Pieter van Dam zich terugtrok uit de directie en in 1927 overleed.
Het orgel in de Badkapel werd daarmee het laatste Van Dam-orgel. Aangezien er uit die laatste jaren van het bedrijf vrijwel geen instrumenten meer over zijn is het uniek. Bij oplevering bleek de keuringscommissie niet tevreden: zij achtte het materiaal kwalitatief goed, maar de afwerking onvoldoende. Na tussenkomst van een arbitragecommissie werd de afronding van de bouw uiteindelijk verzorgd door Gerrit van Leeuwen uit Leiderdorp.
Een orgel uit de vervalperiode?
Het is opmerkelijk dat Van Dam, die altijd had vastgehouden aan de traditionele mechanische tractuur (tractuur = de overbrenging van toets naar pijp), na de eerste Wereldoorlog alsnog is overgestapt op pneumatiek. De periode van de eerste decennia van de twintigste eeuw wordt in de orgelbouw wel misprijzend aangeduid als de ‘vervalperiode’ vanwege het toepassen van als inferieur beschouwde materialen zoals zink voor de pijpen, het uitbesteden van delen van het bouwproces aan toeleveringsbedrijven, en het gebruikmaken van niet-mechanische tractuurvormen. De laatste jaren krijgt men echter weer oog voor de waarde van orgels uit deze tijd: mechanische tractuur heeft niet alleen maar voordelen, en zinken pijpen hoeven niet altijd slecht te klinken. Overigens is in het orgel van de Badkapel destijds bewust geen zink gebruikt. Hiervang getuigt een toegevoegde opmerking op een lijst met specificaties bij de offerte van Van Dam. De belangrijkste reden voor de herwaardering van orgels uit deze bouwperiode is echter dat zij een specifiek klankkarakter hebben dat wellicht enige tijd minder populair was, maar dat nu weer volop in trek is.
Het orgel is in 1926 gebouwd als een tweeklaviers pneumatisch instrument met 27 stemmen, verdeeld over een rijk bezet hoofdwerk op 16-voets-basis (= met een 16-voets prestant in het front), zwelwerk en pedaal. De architect van het kerkgebouw, W.C. Kuijper, heeft het orgelfront gedeeltelijk ontworpen. Hoewel het prachtig in het kerkinterieur past, is het eigenlijk nogal klein voor de omvang van het orgel. Hierdoor moest de orgelkast bijzonder diep zijn, met een zwelwerk dat vermoedelijk helemaal achterin de orgelkast was geplaatst, zelfs nog achter het pedaal. Deze positie kan niet erg bevorderlijk zijn geweest voor de klankuitstraling en hoorbaarheid in de kerk omdat het zwelwerk vermoedelijk deels was afgedekt door het hout van het pedaalpijpwerk. Het zwelwerk is een lade met pijpwerk die in een aparte zwelkast met jaloezieën is geplaatst. De bespeler van het orgel kan de jaloezieën openen of sluiten waardoor het geluid aanzwelt of afneemt.
De dispositie (= samenstelling van de registers) verraadt nog steeds de klassieke opbouw van oudere Van Dam-orgels, zij het dat er zeer veel 8-voetsregisters aanwezig waren. Daardoor waren er veel mogelijkheden voor het creëren van een warme en volle klank.
Eerdere renovaties
Naar verluidt traden al snel hardnekkige storingen aan het orgel op, zoals wel vaker bij pneumatische tractuur. Na enkele decennia gingen er zelfs stemmen op om het orgel af te breken. Dit had ongetwijfeld ook te maken met de inmiddels veranderde mode in de orgelwereld. In de jaren 1960 ontstond een nieuw klankideaal dat met name was gebaseerd op instrumenten uit de Noordduitse Barok: helder, direct, boventoonrijk. Orgelkassen moesten zo ondiep mogelijk zijn en de tractuur mechanisch. Het orgel in de Badkapel met zijn warme, ronde en grondtonige klank, zeer diepe orgelkas en pneumatische tractuur was zo ongeveer het absolute tegendeel van dit neo-barokke klankideaal.
Rond 1971 is besloten het orgel ingrijpend te laten renoveren door de Scheveninger Jaap van der Zwan, meester-timmerman bij orgelmakerij Willem van Leeuwen. Bij deze renovatie werd de tractuur geëlektrificeerd, de speeltafel vervangen, de dubbele hoofdwerklade werd gesplitst in een kleiner hoofdwerk en een positief, het zwelwerk werd een verdieping hoger direct achter het front geplaatst, en de kast werd ruim een meter minder diep. Van der Zwan verwijderde veel karakteristieke registers en de grote pijpen van de Prestant 16’ in het front koppelde hij af. Andere registers verplaatste of deelde hij op en de oorspronkelijke balgen verdwenen. Verder voegde Van der Zwan allerlei atypische registers toe als een Regaal en een Kwint 1 1/3’. Dit was duidelijk een poging om het orgel meer ‘neo-barok’ te laten klinken. Weliswaar verbeterde de bespeelbaarheid en de betrouwbaarheid van het instrument na deze ingrepen, maar veel van het oorspronkelijke karakter was verdwenen en de dispositie was bepaald onevenwichtig geworden. De motor, het front en ongeveer de helft van het oude pijpwerk was bewaard gebleven, evenals de wel gewijzigde windladen. Van der Zwan heeft de rest van het orgel vernieuwd.
In 1992 voerde Maarten Tiggelman (Zaltbommel) een zeer beperkte restauratie uit met als doel het oude karakter binnen de bestaande situatie zoveel mogelijk te versterken en de tractuur te optimaliseren.
Restauratie 2.0
Rond 2012 begon het elektro-pneumatische mechaniek na decennia trouwe dienst problemen te veroorzaken: veel contacten waren dermate versleten dat er storingen optraden, de tractuur maakte hinderlijke bijgeluiden, en het orgel was inwendig sterk vervuild. Het was duidelijk dat het tijd werd voor ingrijpend groot onderhoud. De kosten hiervan zouden aanzienlijk zijn, terwijl een relatief bescheiden resultaat mocht worden verwacht. Weliswaar zou het orgel weer storingsvrij zijn, maar qua klank zou alles bij het oude blijven. Om die reden ontstond een stoutmoedig idee: kunnen we deze gelegenheid aangrijpen voor een totale restauratie waarbij de grandeur van het oorspronkelijke instrument weer zou terugkeren, maar dan zonder de technische problemen?
Waarom restaureren?
Bij zo’n kostbaar project is het belangrijk om een goede en eerlijke afweging te maken: er worden in Nederland veel orgels gerestaureerd maar er sluiten ook veel kerken. Zou het orgel zo’n dure restauratie waard zijn? Hierboven werd al opgemerkt dat dit orgel een van de weinige overgebleven instrumenten is uit de laatste jaren van één van Nederlands belangrijkste orgelbouwers. Het is om die reden ook opgenomen in het supplement van de encyclopedie ‘Het historisch orgel in Nederland’.
Is er niet te veel materiaal verloren gegaan bij de renovatie van Van der Zwan? Zeker is er toen veel origineel pijpwerk verdwenen. Van Dam zelf liet echter al onderdelen, waaronder pijpen, vervaardigen door derden, onder meer de Duitse pijpenmaker Eugen Braun. Het is daarom te billijken om ontbrekend materiaal uit andere bronnen aan te vullen, met name als daarbij kan worden teruggegrepen op passend pijpwerk uit dezelfde bouwperiode.
De belangrijkste vraag die overblijft is of het aanwezige materiaal voldoende perspectief biedt. Testen met het tijdelijk verhogen van de winddruk lieten overtuigend zien dat het aanwezige pijpwerk nog veel rijker en mooier kan klinken dan het op dat moment deed. En last but not least: in de liturgie van de Nieuwe Badkapel wordt veel waarde gehecht aan muziek en er vinden vaak concerten plaats in dit gebouw. Na de grote kerkrestauratie van 2012-2014 is het niet meer dan logisch dat ook het orgel representatief wordt voor het ambitieniveau van deze kerk.
Restauratieplan
Na raadpleging van diverse experts hebben adviseur Jos Laus en organist Bert Mooiman een restauratieplan opgesteld dat als uitgangspunt had het reconstrueren van de oorspronkelijke dispositie, maar met ‘respect voor de geschiedenis’. Latere toevoegingen zouden niet ongedaan worden gemaakt, maar worden ingebed in het totale concept. Er wordt vrijwel niets weggegooid. Het orgel wordt juist groter door de aanvulling op de door Van der Zwan verwijderde registers. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van pijpwerk uit de bouwperiode van het orgel. Doordat het hoofdwerk weer in oude omvang wordt hersteld, moet voor het positief een nieuwe (gebruikte) lade worden geïnstalleerd. In verband met de ongewone verhoudingen van de orgelkas worden positief en récit (het oude zwelwerk) als dwarswerk gebouwd, beide in een eigen zwelkast. Ook de windvoorziening wordt weer op de oorspronkelijke manier opgebouwd. Het resultaat is een drieklaviers instrument waarvan hoofdwerk, zwelwerk (récit) en pedaal zoveel mogelijk overeenkomen met het oorspronkelijke orgel. Het nieuwe positief bevat bruikbaar pijpwerk dat door Van der Zwan was toegevoegd en wordt aangevuld met grondstemmen die het meer een eenheid laten zijn. Bovendien komt er een tongwerklade die je vanaf alle klavieren kunt bespelen. De tractuur blijft elektro-pneumatisch. Het orgel krijgt grotendeels nieuwe bekabeling, een nieuwe contactloze schakeling, een setzer (= een computer waarmee registercombinaties kunnen worden opgeslagen en snel worden opgeroepen) en een geïntegreerde stemhulp met afstandsbediening. De speeltafel van Van der Zwan wordt vervangen door een klassiek gerestaureerd meubel.
Adviseur en orgelmaker
De adviseur bij dit veelomvattende project is Jos Laus, tot voor kort als organist en dirigent verbonden aan de kerk van de H. Jacobus de Meerdere in Den Haag. Als orgeladviseur is hij zeer goed thuis in de orgelbouw van de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Hij heeft spraakmakende projecten begeleid zoals de restauraties van de Maarschalkerweerd-orgels in de Maria van Jessekerk in Delft en de Augustijnenkerk in Dordrecht en ook de restauratie van het Pierre Palla-concertorgel in het Muziekcentrum van de Omroep (Hilversum). www.joslaus.nl
Slooff Orgelbouw (Gouderak), een klein, ambachtelijk en in deze vorm jong bedrijf, voert het project uit. Sinds 2013 staat het bedrijf onder leiding van Jacques Helling die op dat moment als orgelbouwer al een grote staat van dienst had. Zijn vaste medewerker is Nelis Mourik. www.sloofforgelbouw.nl
Deze mensen beschikken samen over een indrukwekkende expertise, zeker ook op het gebied van de elektro-pneumatiek. Daarnaast is Nelis Mourik een expert op het gebied van houtbewerking. Een bijkomend voordeel is dat Slooff beschikt over een enorme hoeveelheid historisch pijpwerk in opslag, waardoor de meeste aan te vullen registers niet nieuw hoeven te worden vervaardigd.
De restauratie is begonnen
In een tijd van krimpend kerkbezoek en afkalvende cultuursubsidies is het benodigde bedrag van € 300.000 enorm voor een middelgrote kerkelijke gemeente. Bovendien komt het orgel vanwege de ingrepen van de jaren 1970 niet in aanmerking voor subsidie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Zoals Jeremia echter een akker kocht terwijl hij in de gevangenis zat, zo heeft de orgelcommissie van de Nieuwe Badkapel toch op bewonderenswaardige wijze de schouders onder dit project gezet. Dankzij de royale bijdrage van diverse fondsen, alsmede donaties van vele gemeenteleden die het orgel en de muziek in de Badkapel een warm hart toedragen, was in december 2019 het overgrote deel van de benodigde bedrag bijeengebracht.
Het is een genot om de mannen van Slooff aan het werk te zien, in de kerk of op de werkplaats: alles gebeurt met evenveel liefde, enthousiasme en vakmanschap. In het licht van ‘duurzaamheid’ is het mooi om te zien hoe werkelijk bijna alles opnieuw wordt gebruikt, tot aan het hout van de speeltafel toe. Niet onvermeld mag blijven dat een aantal enthousiaste gemeenteleden ook in natura heeft bijgedragen door te assisteren bij de demontage en bij het ontmantelen en schuren van de orgelkas.