Abelike Janssens: Mijn vader had vroeger een oud, vergeeld briefkaartje. Hij bewaarde het in de bovenste la van zijn bureau. Er stond op:
Beste Jan x Roelie,
We zitten in de trein en gaan heel ver weg. Tot ziens jongens.
Groeten van Pa x Moe x jongens
Bernard
Jan was mijn vader, Roelie zijn broer. Bernard van Dam was hun vriendje. Op een dag in augustus 1942 werden Bernard en zijn moeder van huis gehaald. Samen met zijn vader en zijn twee grote broers werden ze naar Westerbork gebracht. Uit de trein van Westerbork naar Auschwitz gooide de familie een kaartje, dit briefkaartje. Het kaartje was voor mij de aanleiding om het verhaal van Bernard en zijn familie te gaan onderzoeken en te vertellen. Het verhaal van enkelen van die zes miljoen die vermoord werden en van sommige anderen, die het geluk hadden te overleven.
Jarenlang bracht ik een deel van mijn vrije tijd door in archieven, interviewde ik tijdgenoten, transcribeerde ik oude brieven en schreef ik aan de tekst van mijn boek. Het onderzoek bracht me ook naar Amerika, waar ik sprak met een neef van de familie, die met zijn ouders wel op tijd aan de lange arm van Hitler had weten te ontsnappen. Zijn moeder had alle brieven van oom en tante uit Zuidlaren en alle andere familieleden uit Nederland bewaard omdat ze zo’n heimwee had. Die brieven waren een belangrijke bron voor dit verhaal.
Het boek boek is nu klaar. Het is een familieverhaal geworden, waar gebeurd, maar geschreven als een roman, zodat zoveel mogelijk mensen het willen lezen.
Deze middag vertelt Abelike Janssens over dit boek en de weg er naar toe.